Kapotte kies

Kapotte kies

‘Die moet eruit’, zeg tandheelkundig dierenarts Frans Knaake meteen, terwijl hij de knipkies in de bovenkaak van het 9-jarige teefje Woepie bekijkt. De hond van het oudere echtpaar Marja en John uit Culemborg is een zwarte labrador/herder die tijdens haar jaarlijkse controle door de dierenarts is doorverwezen voor een tandheelkundig consult. Woepie smakt zenuwachtig met haar tong. 

‘Is die kies kapot?’, reageert Marja geschrokken. ‘Finaal doormidden’, zegt de tandarts met een aai over Woepie’s kop. ‘Maar heeft ze dan pijn?’ vraagt Marja ongerust. ‘Kan,’ zegt Knaake, ‘alleen laat een hond dat nooit merken. Die gaat altijd door. Al denk ik dat jullie er bij Woepie op tijd bij zijn. Maar als ik nu niets doe, krijgt ze over een tijdje wél ernstige problemen. Via die fractuur komt er allerlei viezigheid naar binnen zodat een ontsteking bij de wortel ontstaat die een bult veroorzaakt. En dat gaat dus wel pijn doen.‘

‘Maar hoe komt ze nou aan zo'n kapotte kies?,’ vraagt Marja verbaasd. ‘Ze moet op iets heel hards gekauwd hebben’, vermoedt Knaake. ‘O nee hè’, roept Marja uit, ‘dat moet dat nepbot van hertengewei geweest zijn, dat ik had gekocht omdat ze anders met stokken in de weer gaat en er splinters in d’r keel en luchtpijp kunnen komen.’ Knaake knikt bedachtzaam: ‘Zou zomaar kunnen. Die hertengeweien zijn blijkbaar iets nieuws, want de laatste tijd zien we deze kiezenfracturen vaker. Maar ze mag ook geen tennisballen meer,’ wijst hij op haar gebit ‘kijk, hier aan deze kant zit al behoorlijk veel slijtage.’ 

‘Dus kan ze niet meer met een bal het water in?’, vraagt John bedremmeld, die Woepie iedere ochtend in de Lek laat zwemmen. ‘Alleen met een rubber bal,' benadrukt Knaake. 'Dus laat haar vooral lekker blijven zwemmen.' En tegen de hond: ‘’t Komt allemaal goed, hoor meissie, we gaan je gauw van die kapotte kies afhelpen.’ Woepie laat een zacht gejank horen, alsof ze het heeft verstaan. ‘Jaha, ik praat altijd met dieren,’ lacht hij naar het echtpaar, ‘het is een automatisme van me en de dieren vinden het prettig.’

Om daarop aan zijn uitleg te beginnen over de behandeling: ‘Als we haar onder narcose brengen willen we graag dat jullie haar vasthouden. Daarna heb ik ongeveer een uur nodig, waarna jullie haar weer kunnen ophalen.’ Maar dan heeft Woepie er al schoon genoeg van. Met een ruk aan haar riem probeert ze zo snel mogelijk die vervelende spreekkamer uit te komen. En als-je-blieft naar buiten, maakt ze Marja duidelijk. Maar die schijnt dat niet te snappen.

Met haar baasjes wordt aan de balie een afspraak gemaakt voor volgende week. Zuchtend zit ze het gedoe uit, terwijl baliemedewerkster Stephanny onverstoorbaar met een bus pillen in de weer gaat. Zes pijnstillers Rimadyl gaan in een apart doosje. Abrupt stopt Woepie met zuchten. Dit ruikt zowaar goed, dus is het wel zaak om Stephanny strak in de gaten te houden. Het meisje schiet in de lach: ‘Aan die tabletten zit een fijn hondensmaakje hè,’ knikt ze Woepie toe en legt aan Marja en John uit dat ze die de avond voor de ingreep aan de hond moeten geven en haar op de dag zelf nuchter moeten houden. En dan mag Woepie eindelijk naar buiten.

Een week later is het zo ver. Die woensdagmiddag komen Marja en John om 12.30 uur binnen met hun hond, deze keer voor de behandeling. Zenuwachtig trekt Woepie aan de riem; ze vertrouwt die tent hier nog steeds niet en kijkt smekend naar Marja. Maar het is al te laat.

God, daar heb je die gast ook weer die steeds in haar bek wil kijken. Opgewekt zegt Frans Knaake Woepie gedag. En dan gaat het snel. Ze wordt meegenomen naar de behandelkamer en op de behandeltafel getild. Terwijl John haar kop streelt en Marja haar armen om haar heen slaat, wordt door een assistent een stukje vacht van haar voorpoot geschoren. Woepie is nu zo bang dat de behandeltafel staat te schudden en ze stevig moet worden vastgehouden. Een tweede assistente probeert een infuusje aan te leggen, maar Woepie trilt te erg. Om een bloeduitstorting te voorkomen, wordt nu haar andere poot geschoren. Frans Knaake komt erbij en begint zachtjes tegen haar te praten. Op slag wordt de hond rustiger en het infuusje voor narcose en pijnstilling gaat er nu wel in. Er wordt propofol toegediend, een slaapmiddel ter inleiding van de narcose waarmee ze na vier tellen onder zeil is. Vervolgens wordt het anesthesiemiddel medetomidine toegediend in combinatie met buprenorfine, door Knaake aangeduid als ‘morfine’. Hierna wordt een buisje in haar luchtpijp ingebracht voor zuurstof om geen viezigheid in te ademen. Vervolgens wordt ze aangesloten op meetapparatuur om CO2, temperatuur, ECG, ademhaling, zuurstofgehalte en hartfrequentie in de gaten te houden.

Knaake begint nu met de controle en reiniging van haar gebit, waarna een röntgenfoto wordt gemaakt. En dan start de extractie van de kies. Het slijmvlies rond de kies wordt vrijgemaakt. Er ontstaat een flap die door de assistente opzij wordt gehouden zodat Knaake er beter bij kan. Met behulp van een instrument, de elevator, maakt hij de verbindingen tussen de wortel van de kies en het bot los. Zodra de kies goed los zit, wordt die er met zo min mogelijk trekkracht uit gewipt om te voorkomen dat de wortel afbreekt. Daarna wordt de slijmvliesflap gehecht en het gebit een laatste keer gereinigd. Hierna krijgt Woepie atipamezole om haar uit haar roesje te halen.

Intussen wachten Marja en John gespannen tot Woepie de operatiekamer uit mag. Terwijl ze naar een van de benches in de uitslaapruimte wordt gebracht, komt Frans Knaake verslag doen. ‘De operatie is zonder complicaties verlopen,’ zegt hij monter, maar Marja schrikt van een hartverscheurende huilkreet van Woepie. ‘Dat is de morfine,’ stelt hij haar gerust, ‘daar kan ze een tijdje van gaan joelen, zoals ik het noem, veroorzaakt door hallucineren. De hond zelf merkt er niets van en heeft ook geen pijn, maar net als bij mensen is het voor de dierbaren eromheen vaak even schrikken.’ Na nog een langgerekte huilkreet, wil Marja onmiddellijk naar haar toe. Woepie valt direct stil zodra ze Marja ziet. Een assistente opent de bench. Zwabberend probeert Woepie overeind te komen en wankelt naar Marja, die haar aangedaan opvangt. Voorzichtig begeleidt ze Woepie de ruimte uit.

Bij de balie wordt John intussen voorzien van antibiotica en pijnstilling voor vijf dagen plus nazorg-adviezen: twee dagen rustig aan en de komende week geen hard voedsel, ballen, stokken en speeltjes vanwege de hechtingen. Woepie jankt klagelijk om duidelijk te maken dat ze nu per direct die rotplek wil verlaten. En tot haar stomme verbazing wordt dat deze keer meteen begrepen. Terwijl Marja op de medicatie wacht, loopt John langzaam met Woepie naar de auto om alvast de airco aan te zetten. Het is die dag 34 graden. Bij de balie komt Frans Knaake nog even afscheid nemen. Hij overhandigt Marja een transparant potje met de kies van Woepie: 'Als aandenken', grapt hij, maar wijst dan op de zwarte verkleuringen, die op een forse ontsteking duiden: ‘We zijn er mooi op tijd bij geweest!’ 

‘Gelukkig,’ verzucht Marja en bedankt hem uitgebreid voor de kundige begeleiding. Knaake straalt ervan : ‘Dat is ons werk!,’ glundert hij trots.

Naschrift

In de auto op weg naar huis viel Woepie meteen in slaap. Eenmaal thuis om 15.30 uur heeft ze tot 19.45 uur doorgeslapen. Om 20.00 uur gaf ze aan honger te hebben en at ze haar bak leeg. Daarna dronk ze voldoende water. Later op de avond is ze nog enigszins wankel, kort uitgelaten voor een plas. Om daarna door te slapen tot de volgende ochtend. Ze heeft die nacht niet gejoeld, gejankt of gehallucineerd. De volgende ochtend was ze weer de oude.

Marit Hofland